Het creëren van waarde in tijden van verandering

Een van de eerste serieuze vakliteratuur die ik las en probeerde te begrijpen was het boek The Origin of Wealth van Eric D. Beinhocker. De boekenlegger uit 2017 zit er nog in; de literatuur was te zwaar voor mijn kennis destijds toen ik nog 21 jaar oud was. Mijn kennis had zich destijds nog niet afdoende kunnen compounden, waardoor ik een gedeelte van het boek niet goed kon duiden. 

Vandaag, 3 juni, ben ik 28 jaar geworden en zal ik in dit nieuwe levensjaar eens een poging wagen het boek opnieuw te gaan lezen. Een verjaardag is bij uitstek een mooi moment om terug te blikken op de afgelopen jaren; want wat heb ik mijn kennis de afgelopen jaren mogen compounden – met name het afgelopen levensjaar . Dankbaar om nieuwe levenslessen te hebben geleerd – en om nieuwe mensen te hebben mogen leren kennen die helpen om mijn kennis te compounden – sluit ik mijn 28e levensjaar tevreden af. 

Een verjaardag is ook een mooi moment om vooruit te kijken en om jezelf af te vragen hoe je het komende levensjaar je dromen verder mag najagen, nieuwe dingen mag leren en verder mag werken aan je diverse compounding machines die je draaiende hebt – bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, kennis en vermogen. Allemaal dingen waar wij in dit mooie land als Nederland ons mee bezig mogen houden. Een land waarin je voor je succes – naast een bepaalde geluksfactor – afhankelijk bent van de waarde die jij zelf ook teruggeeft aan de maatschappij. 

In het boek The Origin of Wealth schrijft auteur Beinhocker over de mechanismen achter het creëren van waarde in samenlevingen. Het boek sluit op pagina 450 af met onderstaande quote van Margaret Thatcher. Dit is exact dezelfde quote die ik gisteravond zag in de nieuwste VPRO Tegenlicht aflevering Naomi Klein en de ruk naar rechts

There is no such thing as Society. There are individual men and women, and there are families. 
—  Margaret Thatcher. 

Econoom Beinhocker sluit met deze quote zijn boek af om te benadrukken dat vanuit het perspectief van Complexity Economics bovenstaande quote van Thatcher niet opgaat: alle interacties tussen mensen op onze wereld, hoe inefficiënt ze ook moge zijn – afkomstig uit culturele waarden en normen, uit cooperatie, uit competitie –  samen vormen ze onze maatschappij en zijn ze dus de bakermat van onze totale waardecreatie als wereldbewoners. Hiermee sluit Beinhocker zijn boek optimistisch af, dat hij in 2006 voor het eerst uitgaf. Het jaar dat ik mijn 10e levensjaar zag. 

Nu zijn we 18 jaar verder. Ik denk dat onze wereld in die tijd toch wel enigszins is veranderd – of beter gezegd: mijn eigen zienswijze en duiding van de wereld is sterk veranderd. Hiermee sluit ik me aan bij kamp Thatcher en Klein: onze maatschappij wordt steeds individualistischer en is zo ingericht dat wij, inwoners van de westerse wereld, enkel succesvol kunnen (over)leven als wij toegevoegde waarde leveren aan de maatschappij – sociale vangnetten daargelaten (ook al is dit meer overleven dan succesvol leven; een prima drijfveer om, indien dit binnen je eigen macht ligt, hier ver vandaan te blijven). Het is dan ook logisch dat onze nieuwe generatie opgroeit met constante druk om te presteren en jezelf, bij elke (sociale) interactie die je doet, afvraagt: What’s in it for me? 

Sla je dit plat, dan ben je grofweg enkel van waarde voor iemand anders (anders dan je familie, hopelijk) als je een bepaalde toegevoegde waarde kunt leveren; hetzij gezelligheid voor vrienden; kennis voor mensen uit je netwerk; genegenheid voor je partner; arbeidsproductiviteit voor je werkgever; en een pinpas met voldoende saldo bij de caissière in de supermarkt. 

Trek je dit verder naar Planet Finance, dan zal je als bedrijf alleen succesvol zijn als je van toegevoegde waarde bent. Grondslagen van toegevoegde waarde zijn het leveren van iets unieks wat alleen jij kunt (moat: IP), het creëren van toegevoegde waarde door het samenbrengen van individuen (moat: netwerk effect), het leveren van producten en diensten waar vraag naar is vanuit de maatschappij en de afnemers een (geïmpliceerde) toegevoegde waarde uit deze producten en diensten behalen die groter is dan de prijs die zij daarvoor betalen (mogelijke moats: cost advantages; efficient scale) – waarbij het wisselen naar de producten en diensten van een andere afnemer jou als bedrijf een moat op basis van hoge wisselkosten kan opleveren – mits je een dusdanig sterk distributienetwerk of toepassing hebt geïntegreerd dat klanten niet snel naar een andere leverancier zullen (kunnen) gaan (moat: high switching costs). 

Als bedrijf draai je lekker als je een product of dienst verkoopt voor een prijs die lager is dan dat de klant betaalt voor zijn verkregen waarde. Naast bovengenoemde voorbeelden en de daarbij gekoppelde (potentiële) moats, kun je als bedrijf ook prima waarde leveren zonder een echte moat, zolang je maar van toegevoegde waarde blijft in jouw dorp, stad, provincie of land. Hier komen ook zaken als een gunfactor bij kijken; denk aan de lokale bakker in het dorp sponsoren. Geld houden in een kleinere gemeenschap is ook een vorm van toegevoegde waarde creëren: ieder vaart wel op elkaars vakmanschap en de gemeenschap wordt sterker en kan daardoor in de toekomst meer toegevoegde waarde verkrijgen. 

Een mooie gedachte, ook al zie je dit wel steeds meer vervagen. Daar waar vroeger wellicht 10-15 winkels in ons dorp zaten, zit daar nu nog maar 1 fysieke winkel (webshops niet meegerekend). Onze wereld verandert door ons eigen toedoen en dat vraagt dan ook om een constante aanpassing van onszelf. Verandering is de bakermat voor vooruitgang. Zonder innovaties geen toekomstige welvaart. Want wat hebben we hard innovaties nodig om nieuwe toegevoegde waarde te kunnen creëren als maatschappij. 

Constante verandering vraagt om een kritische blik voor ons als beleggers: want wat als er straks een nieuw bedrijf op staat die opeens het bedrijfsmodel van mijn belegging in bedrijf X omver gaat blazen? Los van jouw aandeelhouderschap of niet: als het nieuwe bedrijf eenzelfde of een nog betere toegevoegde waarde kan leveren voor een lagere prijs, dan ben je – in een individualistische (efficiënte) wereld zonder moat – ten dode opgeschreven. 

Waar Naomi Klein tegen de toenemende macht van grote techbedrijven is (ze maakt een aantal sterke argumenten), is in een kapitalistische wereld die steeds individualistischer wordt, juist deze moatkracht hetgeen wat hen beschermt. Pak je dit van hen af, bijvoorbeeld door overheidsreguleringen (Apple zijn Appstore distributie macht is te krachtig → scherpere regels) of overheidsingrijpen (Chinese overheid grijpt in met marktaandeel Tencent), dan zul je zien dat deze bedrijven een stuk zwakker worden. Is dit erg?

Voor ons als individuele burgers op de korte termijn niet nee, maar wellicht wel voor de risicobereidheid die deze bedrijven nemen met betrekking tot innovaties. Immers, als innovaties kunnen worden beloond in de toekomst met een mooie moat waaruit een mooi zakcentje te verdienen is — zolang het bedrijf meer toegevoegde waarde levert dan dat het bedrijf ontvangt van zijn klanten — dan zullen bedrijven altijd de incentive hebben om te blijven innoveren. Hinder je deze vrije markt dusdanig erg, dan moet je niet raar opkijken als bedrijven opeens minder gaan innoveren. Kijk je naar de waardecreatie in de Verenigde Staten vs de waardecreatie in Europa sinds de kredietcrisis, dan zul je een correlatie zien tussen overheidsreguleringen en waardecreatie – waarop je wellicht zelfs een thesis voor een causaal verband kunt maken. 

Innoveren is dus cruciaal. Zeker als je je realiseert dat het creëren van toekomstige innovaties vaak enkel mogelijk is op basis van voorgaande innovaties. Net als het kunnen begrijpen van een complex boek door eerst minder complexe boeken te lezen. Een compounding curve begint altijd linksonder op de grafiek, om vervolgens pas exponentieel omhoog te kunnen gaan. 

Innoveren is dan ook net als op avontuur gaan, nieuwe dingen leren en proberen. In de hoop iets te ontdekken dat je mag gebruiken om je eigen toegevoegde waarde mee te mogen verrijken. En om deze waarde vervolgens terug te mogen geven aan de maatschappij. 

Zonder innovatie, geen toegevoegde waarde en dus ook geen welvaart. Dat ik ook in m’n 29e levensjaar weer volop mag innoveren en waarde mag gaan leveren. We gaan ervoor. 

Eelze